Rijnvaartpolitiereglement 1995 [Tekst geldig vanaf 01-12-2018 tot 01-11-2022]
- Opschrift
-
Rijnvaartpolitiereglement 1995
-
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
- Artikel 1.01. Betekenis van enige uitdrukkingen
- Artikel 1.02. Schipper
- Artikel 1.03. Verplichtingen van de bemanning en van andere personen aan boord
- Artikel 1.04. Algemene plicht tot waakzaamheid
- Artikel 1.05. Gedrag onder bijzondere omstandigheden
- Artikel 1.06. Gebruik van de vaarweg
- Artikel 1.07. Eisen met betrekking tot de belading, het uitzicht en het ten hoogste toegelaten aantal passagiers
- Artikel 1.08. Bouw, uitrusting en bemanning van een schip
- Artikel 1.09. Bediening van het roer
- Artikel 1.10. Scheepsbescheiden en andere documenten aan boord
- Artikel 1.11. Rijnvaartpolitiereglement 1995 aan boord
- Artikel 1.12. Gevaren verbonden aan het zich aan boord bevinden van voorwerpen; verlies van voorwerpen; hindernissen
- Artikel 1.13. Bescherming van verkeerstekens
- Artikel 1.14. Beschadiging van kunstwerken
- Artikel 1.15. Verbod tot het te water doen geraken van voorwerpen of vloeistoffen
- Artikel 1.16. Redding en bijstand
- Artikel 1.17. Vastgevaren of gezonken schepen; aangifte van ongevallen
- Artikel 1.18. Verplichting tot vrijmaking van het vaarwater
- Artikel 1.19. Verkeersaanwijzingen
- Artikel 1.20. Toezicht
- Artikel 1.21. Bijzondere transporten; amfibievoertuigen
- Artikel 1.22. Voorschriften van tijdelijke aard
- Artikel 1.23. Toestemming voor evenementen
- Artikel 1.24. Toepasselijkheid in havens en op laad- en losplaatsen
- Artikel 1.25. Voorschriften, toestemmingen en vergunningen
-
Hoofdstuk 2. Kentekens en diepgangsschalen van schepen; meting
- Artikel 2.01. Kentekens van schepen, met uitzondering van kleine schepen en zeeschepen
- Artikel 2.02. Kentekens van kleine schepen
- Artikel 2.03. Meting
- Artikel 2.04. Inzinkingsmerken en diepgangsschalen
- Artikel 2.05. Kentekens van ankers
- Artikel 2.06. Kenteken van schepen die vloeibaar aardgas (LNG) als brandstof gebruiken ( )
- Hoofdstuk 3 Optische tekens van schepen
-
I. Algemene bepalingen
- Artikel 3.01. Begripsbepalingen en toepassing ( )
- Artikel 3.02. Lichten en navigatielantaarns
- Artikel 3.03. Vlaggen, borden en wimpels
- Artikel 3.04. Cylinders, bollen, kegels en ruiten
- Artikel 3.05. Verboden of bij uitzondering toegelaten tekens
- Artikel 3.06
- Artikel 3.07. Verboden verlichting, zoeklichten, vlaggen, borden, wimpels enz.
-
II. Nacht- en dagtekens
-
II.A. Tekens tijdens het varen
- Artikel 3.08. Tekens van alleenvarende motorschepen ( )
- Artikel 3.09. Tekens van varende slepen ( )
- Artikel 3.10. Tekens van varende duwstellen ( )
- Artikel 3.11. Tekens van varende gekoppelde samenstellen ( )
- Artikel 3.12. Tekens van varende zeilschepen ( )
- Artikel 3.13. Tekens van varende kleine schepen ( )
- Artikel 3.14. Bijkomende tekens van varende schepen die bepaalde gevaarlijke stoffen vervoeren ( )
- Artikel 3.15. Teken van varende schepen die meer dan 12 passagiers mogen vervoeren en waarvan de maximale lengte van de romp minder is dan 20 m ( )
- Artikel 3.16. Tekens van varende veerponten ( )
- Artikel 3.17. Bijkomend teken van varende schepen die recht van voorrang hebben ( )
- Artikel 3.18. Bijkomende tekens van varende schepen die onmanoeuvreerbaar zijn ( )
- Artikel 3.19. Tekens van varende drijvende voorwerpen en drijvende inrichtingen ( )
-
II .B. Tekens tijdens het stilliggen
- Artikel 3.20. Tekens van stilliggende schepen ( )
- Artikel 3.21. Bijkomende tekens van stilliggende schepen die bepaalde gevaarlijke stoffen vervoeren ( )
- Artikel 3.22. Tekens van op hun aanlegplaats stilliggende veerponten ( )
- Artikel 3.23. Tekens van drijvende voorwerpen en drijvende inrichtingen bij het stilliggen ( )
- Artikel 3.24. Tekens van bepaalde stilliggende vissersschepen en van hun netten of uitleggers ( )
- Artikel 3.25. Tekens van in bedrijf zijnde drijvende werktuigen en van vastgevaren of gezonken schepen ( )
- Artikel 3.26. Bijkomende tekens van schepen, drijvende voorwerpen en drijvende inrichtingen waarvan de ankers een gevaar voor de scheepvaart kunnen vormen en van hun ankers ( )
-
II.A. Tekens tijdens het varen
-
III. Bijzondere optische tekens
- Artikel 3.27. Teken van schepen van toezichthoudende ambtenaren ( )
- Artikel 3.28. Bijkomend teken van varende schepen die werkzaamheden in de vaarweg uitvoeren ( )
- Artikel 3.29. Bescherming tegen hinderlijke waterbeweging ( )
- Artikel 3.30. Noodtekens ( )
- Artikel 3.31. Teken van het verbod van toegang aan boord ( )
- Artikel 3.32. Teken van het verbod te roken, onbeschermd licht of vuur te gebruiken ( )
- Artikel 3.33. Teken van het verbod evenwijdig aan een schip ligplaats te nemen ( )
- Artikel 3.34. Bijkomende tekens van schepen die bij het duiken worden gebruikt ( : schets 65)
- Hoofdstuk 4. Geluidsseinen van schepen; marifoon; informatie- en navigatieapparatuur
- Hoofdstuk 5. Verkeerstekens van de vaarweg
-
Hoofdstuk 6. Vaarregels
- I. Algemene bepalingen
-
II. Ontmoeten en voorbijlopen
- Artikel 6.03. Algemene beginselen
- Artikel 6.04. Ontmoeten: Hoofdregels ( )
- Artikel 6.05. Ontmoeten: Afwijking van de hoofdregels
- Artikel 6.06. Ontmoeten van snelle schepen en andere schepen en van snelle schepen onder elkaar
- Artikel 6.07. Ontmoeten in een engte
- Artikel 6.08. Verbod tot ontmoeten door tekens langs de vaarweg
- Artikel 6.09. Voorbijlopen: Algemene bepalingen
- Artikel 6.10. Voorbijlopen: Gedrag en seinen der schepen
- Artikel 6.11. Verbod tot voorbijlopen door tekens langs de vaarweg
-
III. Andere vaarregels
- Artikel 6.12. Varen in vakken waar de te volgen weg wordt voorgeschreven
- Artikel 6.13. Keren
- Artikel 6.14. Gedrag bij vertrek
- Artikel 6.15. Verbod zich in de tussenruimten tussen de lengten van een sleep te begeven
- Artikel 6.16. In- en uitvaren van havens en van nevenvaarwegen
- Artikel 6.17. Op gelijke hoogte varen; verbod een schip te naderen
- Artikel 6.18. Verbod om ankers, kabels of kettingen te laten slepen
- Artikel 6.19. Zich laten drijven
- Artikel 6.20. Hinderlijke waterbeweging
- Artikel 6.21. Samenstelling van samenstellen
- Artikel 6.22. Stremming van de scheepvaart en buiten gebruik gestelde gedeelten
- Artikel 6.22a. Voorbijvaren van drijvende werktuigen in bedrijf en van vastgevaren of gezonken schepen ( )
- IV. veerponten
-
V. Doorvaren van bruggen, stuwen en sluizen
- Artikel 6.24. Doorvaren van bruggen en stuwen; algemene bepalingen
- Artikel 6.25. Doorvaren van vaste bruggen
- Artikel 6.26. Doorvaren van schipbruggen
- Artikel 6.27. Doorvaren van stuwen
- Artikel 6.28. Doorvaren van sluizen
- Artikel 6.28a. In- en uitvaren van sluizen
- Artikel 6.29. Schutting bij voorrang
- VI. Slecht zicht; gebruik van radar
-
Hoofdstuk 7. Regels voor het ligplaats nemen
- Artikel 7.01. Algemene beginselen voor het ligplaats nemen
- Artikel 7.02. Ligplaats nemen
- Artikel 7.03. Ankeren en het gebruik van spudpalen
- Artikel 7.04. Meren
- Artikel 7.05. Ligplaatsen
- Artikel 7.06. Gereserveerde ligplaatsen
- Artikel 7.07. Minimum afstanden bij vervoer van gevaarlijke stoffen tijdens het stilliggen
- Artikel 7.08. Bewaking en toezicht
-
Hoofdstuk 8. Aanvullende bepalingen
- Artikel 8.01. Slepen van en door een duwstel
- Artikel 8.02. Duwstellen met andere schepen dan duwbakken
- Artikel 8.03. Duwstellen met zeeschipbakken
- Artikel 8.04. Verplaatsen van duwbakken buiten het verband van een duwstel
- Artikel 8.05. Koppelingen van duwstellen
- Artikel 8.06. Telefoonverbinding aan boord van samenstellen
- Artikel 8.07. Verplaatsing van personen aan boord van duwstellen
- Artikel 8.08. Samenstellen van slepen
- Artikel 8.09. "Blijf weg"-sein
- Artikel 8.10. Veiligheid aan boord van schepen die meer dan 12 passagiers mogen vervoeren
- Artikel 8.11. Veiligheid aan boord van schepen die vloeibaar aardgas (LNG) als brandstof gebruiken
-
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
-
II. Bijzondere bepalingen van toepassing op bepaalde riviergedeelten
-
Hoofdstuk 9. Bijzondere vaarregels en bijzondere regels voor het ligplaats nemen
- Artikel 9.01. Beperkingen van de scheepvaart in Basel
- Artikel 9.02. Het Grand Canal d’Alsace en de gekanaliseerde Rijn
- Artikel 9.03. Voorbijvaren van de veerpont Seltz-Plittersdorf
- Artikel 9.04. Ontmoeten: Afwijking van de hoofdregels
- Artikel 9.05. Varen op gelijke hoogte door schepen en samenstellen
- Artikel 9.06. Varen op de oude Rijnarmen tussen Mannheim en Mainz
- Artikel 9.07. Beperkingen van de scheepvaart
- Artikel 9.08. Nachtvaart op het riviergedeelte Bingen – St. Goar
- Artikel 9.09. Beperking van de scheepvaart tussen Bad Salzig (km 564,30) en Gorinchem (km 952,50)
- Artikel 9.10. Optische tekens en vaarregels voor multifunctionele schepen van het Franse en Duitse leger
- Artikel 9.11. Varen bij slecht zicht benedenstrooms van het Spijksche Veer
- Artikel 9.12. Boven-Rijn en Waal
- Artikel 9.13. Pannerdensch Kanaal, Neder-Rijn en Lek
- Hoofdstuk 10. Beperking van de scheepvaart bij hoogwater en laagwater
- Hoofdstuk 11. Ten hoogste toegelaten afmetingen van schepen, duwstellen en andere samenstellen
- Hoofdstuk 12. Riviergedeelten waar een meldplicht geldt dan wel waar de scheepvaart door waarschuwingsposten wordt geregeld
- Hoofdstuk 13. Bijzondere voorschriften met betrekking tot de vaart met kanaalspitsen op het riviergedeelte Basel tot de sluizen te Iffezheim
-
Hoofdstuk 14. Voorschriften betreffende de reden op de Rijn
- Artikel 14.01. Algemene bepalingen
- Artikel 14.02. Basel
- Artikel 14.03. Mannheim-Ludwigshafen
- Artikel 14.04. Mainz
- Artikel 14.05. Bingen
- Artikel 14.06. Bad Salzig
- Artikel 14.07. Koblenz
- Artikel 14.08. Andernach
- Artikel 14.09. Wesseling
- Artikel 14.10. Duisburg-Ruhrort
- Artikel 14.11. Overnachtingshavens Boven-Rijn en Waal
- Artikel 14.12 [Vervallen per 01-04-2009]
- Artikel 14.13 [Vervallen per 01-04-2009]
-
Hoofdstuk 9. Bijzondere vaarregels en bijzondere regels voor het ligplaats nemen
-
III. Milieubepalingen
-
Hoofdstuk 15. Bescherming van het water tegen verontreiniging en verwijdering van scheepsafvalstoffen
- Artikel 15.01. Begripsbepalingen en toepassing
- Artikel 15.02. Algemene plicht tot waakzaamheid
- Artikel 15.03. Verbod te lozen of te water te doen geraken
- Artikel 15.04. Inzamelen en behandelen aan boord
- Artikel 15.05. Olie-afgifteboekje, afgifte aan inrichtingen voor het ontvangen van afval
- Artikel 15.06. Plicht tot waakzaamheid tijdens het bunkeren
- Artikel 15.07. Plicht tot waakzaamheid bij het bunkeren van vloeibaar aardgas (LNG)
- Artikel 15.08. Verzameling, afgifte en inname van afval van de lading
- Artikel 15.09. Behandelen van de buitenkant van schepen
-
Hoofdstuk 15. Bescherming van het water tegen verontreiniging en verwijdering van scheepsafvalstoffen
- Bijlage 1. Letter of lettercombinatie ter onderscheiding van het land waar de thuishaven of de plaats van teboekstelling van een schip is gelegen
- Bijlage 2
- Bijlage 3. Optische tekens van schepen
- Bijlage 4
- Bijlage 5
- Bijlage 6. Geluidsseinen
- Bijlage 7. Verkeerstekens van de vaarweg
- Bijlage 8. Verkeerstekens ter markering van de vaarweg
- Bijlage 9
- Annexe/Anlage/Bijlage 10. Modele de carnet de controle des huiles usees
- Bijlage 11.
- Bijlage 12. als bedoeld in
Opschrift
Rijnvaartpolitiereglement 1995
files Content
[Tekst geldig vanaf 01-12-2018 tot 01-11-2022]
I. Bepalingen van toepassing op de gehele Rijn
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1.01. Betekenis van enige uitdrukkingen
files Content
In dit reglement wordt verstaan onder:
schip: een binnenschip met inbegrip van een klein schip en een veerpont, zomede een drijvend werktuig en een zeeschip;
motorschip: een schip dat gebruik maakt van zijn eigen mechanische middelen tot voortbeweging, met uitzondering van een schip waarvan de motor slechts wordt gebruikt voor het zich verplaatsen over een kleine afstand (bijvoorbeeld in havens of op laad- en losplaatsen) of ter verbetering van zijn bestuurbaarheid wanneer het wordt gesleept of geduwd;
samenstel: een sleep, een duwstel of een gekoppeld samenstel;
sleep: een samenstel van één of meer schepen, drijvende inrichtingen of drijvende voorwerpen, dat door één of meer motorschepen wordt gesleept; deze laatsten maken deel uit van het samenstel;
duwstel: een hecht samenstel van schepen, waarvan er ten minste één is geplaatst vóór het motorschip, dat dient voor het voortbewegen van het samenstel, dan wel vóór de beide motorschepen, die dienen voor het voortbewegen van het samenstel, en die worden aangeduid als "duwboot" of "duwboten". Hieronder wordt ook verstaan een duwstel dat is samengesteld uit een duwend en een geduwd schip waarvan de koppelingen een beheerst knikken mogelijk maken;
duwbak: een schip dat is gebouwd of in het bijzonder geschikt is om te worden geduwd;
zeeschipbak: een duwbak die is gebouwd om aan boord van een zeeschip te kunnen worden vervoerd en om de binnenwateren te bevaren;
gekoppeld samenstel: een samenstel van langszijde van elkaar vastgemaakte schepen, waarvan er geen is geplaatst vóór het motorschip dat dient voor het voortbewegen van het samenstel;
drijvend werktuig: een drijvend bouwsel, met mechanische werktuigen, dat is bestemd om op vaarwegen of in havens te worden gebruikt, zoals een baggermolen, een elevator, een bok, een kraan;
drijvende inrichting: een drijvend bouwsel dat vanwege zijn bestemming in de regel niet wordt verplaatst, zoals een badinrichting, een dok, een steiger, een botenhuis;
drijvend voorwerp: een vlot, alsmede een ander voorwerp of samenstel van voorwerpen, dat geschikt is gemaakt om te varen en dat geen schip of drijvende inrichting is;
veerpont: een schip dat een veerdienst onderhoudt, waarbij de vaarweg wordt overgestoken, en dat door de bevoegde autoriteit als veerpont wordt aangemerkt;
Klein schip: een schip waarvan de maximale lengte van de romp, zonder het roer en de boegspriet, minder is dan 20 m met uitzondering van:
een schip dat andere dan kleine schepen mag slepen, mag duwen of langszijde vastgemaakt mag medevoeren;
een schip dat meer dan 12 passagiers mag vervoeren;
een veerpont;
een duwbak;
zeilschip: een schip dat uitsluitend onder zeil vaart. Een schip dat onder zeil vaart en tegelijkertijd zijn mechanische middelen tot voortbeweging gebruikt is een motorschip;
stilliggend schip, drijvend voorwerp of drijvende inrichting: een schip, een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting dat direct of indirect hetzij ten anker, hetzij aan de oever gemeerd ligt;
varend schip, drijvend voorwerp of drijvende inrichting: een schip, een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting dat noch direct of indirect ten anker of gemeerd ligt noch is vastgevaren;
op radar varend schip: een schip dat gebruik maakt van radar voor het varen bij slecht zicht;
des nachts: de tijd tussen zonsondergang en zonsopgang;
des daags: de tijd tussen zonsopgang en zonsondergang;
wit licht, rood licht, groen licht, geel licht en blauw licht: een licht waarvan de kleur voldoet aan de eisen van tabel 2 van de Europese norm EN 14744 : 2005;
krachtig licht, helder licht en gewoon licht: een licht waarvan de sterkte voldoet aan de eisen van tabel 1 van de Europese norm EN 14744 : 2005;
flikkerlicht, snel flikkerlicht: een periodelicht waarvan het aantal regelmatige lichtverschijningen als flikkerlicht voldoet aan de eisen van regel 1 en als snel licht aan de eisen van regel 2 of regel 3 van tabel 3 van de Europese norm EN 14744 : 2005;
korte stoot: een geluidssein, durende ongeveer 1 seconde; lange stoot: een geluidssein, durende ongeveer 4 seconden en waarbij de tijdruimte tussen de opeenvolgende stoten ongeveer 1 seconde bedraagt;
reeks zeer korte stoten: een reeks van ten minste 6 stoten, elk durende ongeveer 1/4 seconde en waarbij de tijdruimte tussen de opeenvolgende stoten ongeveer 1/4 seconde bedraagt;
linker- en rechteroever: de zijden van de vaarweg gezien in de richting van de bron naar de monding;
stroomopwaarts: de richting naar de bronnen van de Rijn, met inbegrip van die riviergedeelten waar de stroomrichting met het getij verandert;
ADN: het in de bijlage bij het Europees Verdrag inzake het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over binnenwateren opgenomen Reglement (ADN);
snel schip: een motorschip, met uitzondering van een klein schip, dat met een snelheid van meer dan 40 km per uur ten opzichte van het water kan varen (bijvoorbeeld een draagvleugelboot, een luchtkussenvaartuig of een motorschip met meervoudige romp), terwijl dit in het certificaat van onderzoek is aangetekend;
Inland AIS-apparaat: een apparaat dat op een schip is ingebouwd en in de zin van de standaard «Tracing & Tracking in de Binnenvaart» (Besluit 2006-I-21) wordt gebruikt;
LNG-installatie: alle elementen van het schip die vloeibaar aardgas (LNG) of aardgas kunnen bevatten, zoals motoren, brandstoftanks, buffertanks en bunkerleidingen;
bunkerzone: de zone die in een omtrek van 20 m van de aansluiting voor het bunkeren ligt;
vloeibaar aardgas (LNG): aardgas dat vloeibaar is gemaakt door afkoeling tot een temperatuur van – 161 °C;
vaste tank: een met het schip verbonden tank, waarbij de tankwanden kunnen worden gevormd ofwel door de scheepsromp zelf ofwel door wanden die onafhankelijk zijn van de scheepsromp;
ES-TRIN: krachtens artikel 8 van de Binnenvaartwet als bijlage 1.1a van de Binnenvaartregeling opgenomen Europese standaard tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen. Voor de toepassing van ES-TRIN moet het begrip «lidstaat» worden opgevat als één van de Rijnoeverstaten of België.
Artikel 1.02. Schipper
files Content
Een schip alsmede een drijvend voorwerp moeten zijn gesteld onder het gezag van een persoon die daartoe de vereiste bekwaamheid bezit. Deze persoon wordt hierna aangeduid als «schipper». De schipper wordt geacht deze bekwaamheid te hebben, indien hij houder is van:
een Rijnpatent voor het riviergedeelte waarop hij vaart en voor het soort schip dat hij voert,
een ander bewijs van vaarbekwaamheid, erkend volgens het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn of
een als gelijkwaardig erkend bewijs volgens het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn ,
voor het soort schip dat hij voert. Bij als gelijkwaardig erkende bevoegdheidsbewijzen moet hij bovendien het volgens het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn vereiste bewijs voor riviergedeelten bezitten.
Indien overeenkomstig het Reglement betreffende het Scheepvaartpersoneel op de Rijn meerdere schippers voor het schip voorgeschreven zijn, moet uitsluitend de schipper die het gezag over het schip voert, beschikken over het vereiste bewijs van het desbetreffende riviergedeelte.
Een samenstel moet eveneens onder het gezag van een schipper zijn gesteld, die de daartoe vereiste bekwaamheid bezit.
De schipper van het motorschip dat hoofdzakelijk voor het voortbewegen zorgt is de schipper van het samenstel.
Wanneer meer dan één schip hoofdzakelijk voor het voortbewegen dient, moet de schipper van het samenstel tijdig worden aangewezen.
Indien een duwstel door twee duwboten naast elkaar wordt voortbewogen, is de schipper van de duwboot aan stuurboord de schipper van het samenstel.
Schepen van een duwstel, met uitzondering van de duwboot, behoeven geen schipper te hebben, maar zij zijn gesteld onder het gezag van de schipper van de duwboot. Wanneer zich in een gekoppeld samenstel een duwbak bevindt, kan de schipper van dit samenstel tegelijkertijd de functie van schipper van de duwbak vervullen.
Tijdens de vaart moet de schipper aan boord zijn; de schipper van een drijvend werktuig moet tevens aan boord zijn wanneer het werktuig in bedrijf is.
De schipper is verantwoordelijk voor de naleving van dit reglement, onverminderd de verantwoordelijkheid van derden.
De schipper van een samenstel is verantwoordelijk voor de naleving van dit reglement, voor zover de bepalingen daarvan op samenstellen van toepassing zijn.
De schipper van een schip dat gesleept wordt moet de bevelen van de schipper van de sleep opvolgen. Hij moet evenwel, ook wanneer zulke bevelen niet worden gegeven, alle maatregelen nemen die voor het op juiste wijze voeren van zijn schip door de omstandigheden worden geboden. Dezelfde voorschriften gelden voor de schipper van een schip van een gekoppeld samenstel, voor zover hij geen schipper van het samenstel is.
Indien voor een stilliggend schip of drijvend voorwerp een persoon op grond van artikel 7.08 met de bewaking of het toezicht is belast, treedt deze persoon op als schipper.
De schipper mag in zijn functioneren niet worden belemmerd door oververmoeidheid of de gevolgen van het gebruik van alcohol, van medicijnen of van drugs, dan wel door enige andere oorzaak.
Indien hij een alcoholconcentratie in het bloed heeft van 0,5 promille of meer, dan wel hij een hoeveelheid alcohol in zijn lichaam heeft die een zodanige alcoholconcentratie in het bloed dan wel een daarmee overeenkomende alcoholconcentratie in de uitgeademde lucht oplevert, is het de schipper verboden het schip te voeren.